Naar aanleiding van de succesvolle productie “ ik val en ik ruis en ik zing ”, Poëzie in Concert rond schilder/ dichter Lucebert, ontstond  het verlangen om met dezelfde musici en de regisseur Frans Weisz een nieuwe theater productie op te zetten waarin het theatrale element een veel grotere rol zal spelen.

In 1987 zag ik in Theater Bellevue de voorstelling “De Caracal”gespeeld door Marjon Brandsma.

Ik was toen diep onder de indruk van deze monoloog. De prachtige tekst van Judith Herzberg zit vol vondsten en geeft een beeld van een zeer gecompliceerde, ongelukkige vrouw op een cruciaal moment in haar leven. Men krijgt inzicht in haar  karakter door de vele, soms bizarre, telefoongesprekken die zij gedurende één avond voert en die eindigen in een onverwachte  “climax”.

Het idee om deze tekst te gebruiken, kreeg ik na het horen van La Voix Humaine van Francis Poulenc. In dit werk, een tragédie lyrique, een mono drama voor sopraan en orkest op tekst van Cocteau,  wordt een telefoongesprek weergegeven tussen een  door haar geliefde verlaten vrouw en haar ex minnaar. De verbinding wordt regelmatig verbroken en moet weer tot stand worden gebracht via een telefoniste, wat de wanhoop, spanning en eenzaamheid van de vrouw nog meer vergroot.

Bij De Caracal kan men ook spreken van een mono drama dat wordt gespeeld door  een telefonerende, ongelukkige vrouw, maar hier is de hoofdpersoon en de plot vele malen  gecompliceerder dan in La Voix Humaine.

De drie musici nemen regelmatig één van de personen, die haar bellen, voor hun rekening. Soms smelt alles even samen en wordt de actrice/zangeres het ‘vierde instrument’.

De instrumenten vormen tevens een beeld van het dagelijks bestaan van de vrouw. En regelmatig herinnert een melancholieke, verlangende melodielijn haar aan het uitblijven van een levensteken van haar Grote Liefde.

Je zou hier ook kunnen spreken van een situatie waar, zoals Frans Weisz het formuleerde, Hitchcock  Cocteau ontmoet.

Helena Rasker alt
Abbie de Quant fluit en initiatiefnemer
Carlos Galvez Taroncher klarinet/basklarinet
Marieke Grotenhuis accordeon
Frans Weisz regie
Judith Herzberg en Motti Averbuch tekst
Roderik de Man muziek
Tom Schenk vormgeving en decor
Techniek: Meier Boersma en Kes Antoniesen